Onze missie en visie
Als team willen we vooral de goede dingen goed doen! We werken daarom vanuit de bedoeling (Sinek, S., 2009). We vragen ons eerst af Why? we iets zouden willen doen. Daarna bekijken we How? doen we dat dan en tenslotte What? daarvoor nodig is.
Vanuit deze gedachte hebben wij voor onze school eenmotto geformuleerd:
‘Leren is prachtig; samen is krachtig!’
In ons motto ligt zowel onze focus op kennis (Leren is prachtig), als ook ontwikkeling en samenwerking met ouders en eventiele andere partners (Samen is krachtig) besloten.Vervolgens hebben wij hieraan drie richtinggevende uitspraken toegevoegd:
Wij leren van en met elkaar.
Wij geven en krijgen vertrouwen.
Wij mogen en durven onszelf te zijn.
Bovenstaande zien wij dan ook als onze missie.
Om ons werken vanuit bovenstaande overtuigingen ‘handen en voeten’ te geven, hebben we dit uitgewerkt in onze visie, met behulp van onderstaand visiekwadrant.
1. Visie op leren
Onze visie op leren hebben we gebaseerd op drie pijlers n.l. Kwalificatie, Socialisatie (Burgerschap) en Personificatie (Biesta, G., 2018).
Kwalificatie
Leren zien wij als een blijvende verandering in het lange termijn geheugen. Bij dit leren, het verwerven van kennis, laten we ons informeren door de wetenschap en cognitieve psychologie. We gaan ervanuit dat het belang van aangeboren talent wordt overschat en hechten meer waarde aan kansen bieden, motivatie en inspanning (Ericsson, A, 2016). Door de theorie weten we hoe wij kennis opdoen (aanhaken aan voorkennis) en wat er gebeurt als we teveel tegelijkertijd moeten verwerken (cognitieve overload). We laten ons niet leiden door aannames als soorten leerstijlen, meervoudige intelligentie of 21 century skills, maar door bewezen leerprincipes als hoge verwachtingen hebben, heldere doelen stellen, reeds aanwezige kennis blijven oefenen en continue feedback geven. We realiseren ons dat denken moeilijk is en aangeleerd moet worden. Hoe meer je weet, hoe weerbaarder je bent en hoe beter je je kunt handhaven in de maatschappij. Kennis als wapen tegen kansenongelijkheid. Kennis is essentieel en gaat dus voor vaardigheden oftewel vaardigheden zijn een gevolg van kennis! In ons onderwijs zie je dit terug in het doelgericht oefenen; de methode is niet het doel maar een middel. Ook is het herkenbaar in de effectieve directe instructie (EDI), waarbij kinderen pas zelf aan de slag gaan als ze het probleem voldoende beheersen. We leggen veel uit, doen voor (modellen) en leren zo veel mogelijk collectief. We kiezen dus bewust niet voor zelfontdekkend leren. ‘Leerkrachten hebben de sterkste invloed op het leren’ (Hattie, 2012). Cognitief succes geeft motivatie; die motivatie komt er dus wel, als het leren lukt.
Bij effectieve instructie is het formatief evalueren een belangrijke component.Formatief wil zeggen, dat je de prestaties van een kind niet vergelijkt met die van andere kinderen, maar met zijn eigen eerdere resultaat. Daarmee brengen we de persoonlijke ontwikkeling in kaart. Formatieve toetsen worden dus gebruikt om feedback aan kinderen te geven, om zo hun prestaties te verbeteren. Formatief wil ook zeggen vooraf het leerdoel en de succescriteria met het kind bespreken. De wijze waarop wij ontwikkeling op de Bongerd volgen staat nader beschreven bij OP2.Met evalueren wordt bedoeld de manier waarop we kinderen vooruithelpen in hun leerproces: door feedback te geven, vragen te stellen, het leerdoel helder te maken en aan te geven hoe een goed resultaat eruit ziet. Essentie hiervan is dat leerlingen niet werken voor een beloning, maar omdat ze iets willen bereiken. Ze willen zich proberen te verbeteren ten opzichte van hun eerdere prestaties.In ons onderwijs maken wij selectief gebruik van ICT. Naast het inzetten van passende digibordsoftware zijn wij zijn ons bewust dat ICT aandacht- en taakwisseling vraagt. Daarom wordt het voor de kinderen voornamelijk ingezet bij automatisering en minder bij (instructie) nieuwe lesstof. Het didactisch handelen van de leerkracht blijft het meest belangrijk voor het leerrendement, dus alleen als het ondersteunend is aan ons onderwijs, zetten wij dit in. Een voorbeeld hiervan is Snappet, een adaptief onderwijsplatform, dat wordt aangeboden op de Chromebooks. Leerlingen werken aan opgaven zoals in een werkboek, maar dan op een eigen tablet. Dit is zinvol omdat:- Effectieve feedback helpt (kind weet direct of opgave goed/fout is)- Meer oefenen helpt (niveau past zich aan eerdere prestaties aan; adaptief dus)- Zelfstandig doorwerken op hoger niveau helpt (leerkracht heeft continu zicht op prestaties, waarop instructie en verwerkingsstof kan worden aangepast)Met een goede implementatie en goede technische beheersing door de leerlingen kunnen resultaten, vooral bij de hogere niveaus, verbeteren (Faber et al, 2016). Echter, de leerkracht blijft aan zet en bepaalt aan welke doelen er gewerkt wordt. De wijze waarop onze kinderen digitale vaardigheden worden aangeleerd staat beschreven bij het inrichten van het aanbod (OP1).
Socialisatie (Burgerschap)
Wij vinden het belangrijk dat onze kinderen actief deelnemen aan de Nederlandse samenleving en van hieruit begrip en waardering kunnen opbrengen voor allerlei culturen en samenlevingsvormen in Nederland en daarbuiten. Activiteiten die wij in dit kader doen, staan uitgewerkt op een Kwaliteitskaart. Enkele voorbeelden zijn de Kinderraad, Sociom vluchtelingenwerk en de Unicefloop. Actualiteiten komen bijvoorbeeld tijdens de nieuwskring in groep 5-8 aan bod. De wijze waarop er op de Bongerd inhoud wordt gegeven aan o.a. Burgerschap staat beschreven op de Kwaliteitskaart Burgerschap ( zie ook VSK).
Personificatie
Wij vinden persoonlijk leiderschap belangrijk; leerlingen en collega’s die eigen verantwoordelijkheid nemen. Hiermee bedoelen we dat iedereen uit zichzelf verantwoordelijkheid voor groei wilt nemen. Groei van onze kinderen, onszelf en het team (cultuur). Iedereen neemt zelf regie met betrekking tot gedrag en persoonlijke ontwikkeling. Daarbij gebruik makend van de eigen kwaliteiten, talenten en valkuilen. Zo ontstaat gedeeld leiderschap (autonomie).We geven dit vorm door bijvoorbeeld het houden van driegesprekken, waarbij het kind, de ouders en de leerkracht samen kijken naar de ontwikkelingslijn van het kind. Kinderen leren hun mening vormen en geven bijvoorbeeld door middel van de boekenkring en in de Kinderraad.
2. Visie op leren organiseren
Hierbij gaan wij uit van de tien principes van Barka Rosenshine:
1. Herhaal dagelijks wat ze eerder leerden (inslijpen in lange termijn geheugen)
2. Nieuwe stof in kleine stappen aanbieden
3. Stel veel (denk)vragen
4. Geef uitgewerkte voorbeelden (modellen)
5. Begeleid inoefenen (docent-gestuurd)6. Controleer begrip
7. Succes bieden
8. Ondersteun met scaffolding (steigers)
9. Zelfstandig laten oefenen
10. Activeer geleerde voorkennis (herhaal per week/per maand)
In onze groepen gaan we uit van het leerstofjaarklassensysteem. Daarbij kijkend en rekening houdend met individuele mogelijkheden en aanpassingen per kind (relatie combinatiegroep zie 1.2) Het effectieve directe instructie-model (zie kwaliteitskaart EDI), kent een verdeling van fasen n.l. lesdoel en activeren voorkennis, onderwijzen van concept en vaardigheid, begeleide inoefening en verwerking. Tijdens deze fasen kiezen we ervoor om niet alleen gelijkgestemden bij elkaar te zetten. Te vroeg en te veel individualiseren bevordert kansongelijkheid. Leerling en leerkracht beslissen hoe er tijdens deze fasen het beste afgestemd kan worden op leertijd en ondersteuningsbehoeften.
Met toetsen gaan wij selectief om. Om zicht te krijgen op wat het kind nodig heeft, toetsen we zo veel mogelijk vooraf (formatief toetsen). Hiervoor gebruiken we de methode-toetsen. Daarnaast blijven wij uiteraard ook summatief toetsen (achteraf) om het uiteindelijke leereffect te meten. Dit zijn bijvoorbeeld methodegebonden toetsen en de CITO-toetsen.
Tijdens de groepsbesprekingen met de intern begeleider wordt gekeken, welke groep bij welk vakgebied/doel extra- of juist minder tijd verdient. Het lesrooster wordt hierop afgestemd waardoor er een beredeneerd aanbod ontstaat.
Wij willen juist van elkaar leren en gaan ervan uit dat ieder kind op dezelfde manier leert. Het geven van feedback op het proces vormt hierbij een belangrijk onderdeel, waarbij we vormen van coöperatief leren inzetten. De inrichting van de lokalen en de gemeenschappelijke ruimte laten zien dat we werken met meerdere werk- en instructieplekken. Binnen het lokaal hebben we plaatsen aan de bartafel, bij het raam, aan de verstelbare ovale tafel of aan de instructiekring. Buiten het lokaal zijn dit de treinsits, de zitzakken of bij het raam. In onze school kiezen we voor orde, regelmaat en structuur.
3. Visie op professionaliteit
Een school met zeer goede docenten staat bijna altijd gelijk aan hogere leerresultaten van leerlingen (Muijs & Reynolds, 2011).
Door als Professionele Leergemeenschap (PLG) te opereren werken we structureel aan verbetering van ons onderwijsaanbod. Als team volgen we daarom samen scholingstrajecten, organiseren we studiedagen en wordt er weinig individueel geschoold. Dit omdat teamleren en in praktijk leren beduidend meer effect sorteert dan allerlei cursussen. Het geheel is meer dan de som der delen en dit samen hebben wij dan ook hoog in het vaandel staan. Samen met het kind, samen met ouders en samen met het team willen wij ontwikkelen en het beste onderwijs voor onze kinderen realiseren.
We werken samen aan het verbeteren van onderwijs en voelen ons samen verantwoordelijkheid voor het succes. Hierbij handelen we niet vanuit onderbuikgevoelens en aannames, maar vanuit data-analyse en wetenschappelijke onderbouwingen. Na een vastgesteld ‘probleem’ gaan we dus niet direct over tot de actie-modus, maar gaan onderzoekend te werk om dit te verbeteren.Zo bespreken we EDI-ervaringen met elkaar en bereiden we samen lessen voor (Lesson Study).Dit hebben we georganiseerd door structureel bij elkaar te komen, met een vast overlegpatroon. Tijdens deze werkbijeenkomst kijken we wie wat uitgezocht heeft en hoe we de taken voor de volgende keer verdelen; een professionele leergemeenschap (PLG).
4. Visie op veranderen
‘Waar je aandacht aan besteedt, ontwikkel je’. Als team besteden wij daarom heel bewust aandacht aan onze veranderingen. We doen dit door gericht te kiezen wat er wel of niet goed gaat en al dan niet veranderd moet worden. We stellen onszelf daarom steeds opnieuw de vraag: ‘Wat is ons probleem?’ Pas als we dat helder hebben, gaan we werken volgens het principe van Backwards Design (einddoel stellen, vervolgens toetsingen afspreken en tot slot bijbehorende activiteiten afspreken). We richten ons dus op ontwikkelen (nieuwe doelen stellen), verbeteren (hoe gaan we het beter doen?) en vernieuwen (door de vraag te stellen waarom we met het oude zouden willen stoppen). Wat goed is, behouden we. Verandering vindt vooral plaats door professionalisering, zoals hierboven staat beschreven.